„Snelheid is de nieuwe valuta“
Nieuwe technologieën zijn in opkomst, banen veranderen radicaal: de toekomst van de economie is digitaal. Ineke Dezentjé Hamming-Bluemink is voorzitter van de ondernemersorganisatie FME en ziet hoe deze transformatie zich op dit moment voltrekt. Over de hele wereld vertegenwoordigt zij de hightechindustrie van Nederland. Ze richt haar blik echter vooral op Duitsland. Dezentjé is ervan overtuigd dat de twee buurlanden samen een voortrekkersrol in Europa kunnen innemen. Een gesprek over de innovatiekracht van samenwerking.
Mevrouw Dezentjé Hamming-Bluemink, kunstmatige intelligentie, industrie 4.0, big data. Alles draait tegenwoordig maar om één ding: digitalisering.
Ja, absoluut. Daarom hebben we een Smart-Industry-agenda opgesteld om de leden te begeleiden. Met deze agenda willen we meer bewustzijn creëren voor dit onderwerp. Wat we willen zeggen is: let op je zaak, je businessmodel wordt door de digitalisering compleet op zijn kop gezet. Daarnaast willen we met fieldlabs de innovatiekracht versnellen en tegelijkertijd een stabiel fundament leggen voor toekomstige ontwikkelingen. En we moeten op cybersecurity letten, want de vijand komt tegenwoordig uit het stopcontact. Er moeten goede regelingen komen met betrekking tot big data en gegevensbescherming.
Dat zijn flinke uitdagingen! U heeft met het oog daarop onlangs een Duitslandstrategie gepresenteerd. Wat kunnen beide landen samen bewerkstelligen?
Gemeenschappelijk optreden is van doorslaggevend belang. Het geopolitieke speelveld ondergaat momenteel grote veranderingen. Azië wil een digitale grootmacht worden, de VS ook. Europa zit er als speelbal tussenin. Dat China deze rol ambieert is niet het grootste probleem, het feit dat Europa zich op de achtergrond houdt wel. Het is natuurlijk niet makkelijk om met alle EU-lidstaten op één lijn te komen. Daarom moeten landen die op het gebied van de digitalisering vooraanstaand zijn gemeenschappelijk het voortouw nemen. Nederland en Duitsland, dus.
Een innovatiepartnerschap om de wereldmachten het hoofd te bieden?
Ja. Op de Global Innovation Index staat Nederland op de vierde plaats, Duitsland is negende. Samen kunnen we naar de top door nieuwe technologieën te ontwikkelen. Duitsland neemt op het gebied van onderzoek en ontwikkeling een koppositie in, Nederlanders zijn zeer gebruikersgericht. Duitsers zijn grondig, Nederlanders durven meer en zijn daardoor sneller. Als we die eigenschappen met elkaar combineren hebben we goud in handen.
Maar Duitsland ziet Nederland vooral als handelspartner.
Duitsland ziet ons nog niet per definitie als hightechland. Dat heb ik tijdens mijn handelsmissies vaker gemerkt. Maar zodra we uitleggen wat er bij ons gebeurt, gaan bij velen de ogen open. Dan hoor ik ineens: wow, we kijken altijd naar China, maar eigenlijk hebben we de perfecte buur om zaken mee te doen.
Welke sectoren zijn het meest geschikt voor samenwerking?
FME richt zich, onder andere, op “smart factories”. Dus hoe verbeter je productieprocessen door bijvoorbeeld kunstmatige intelligentie. De sector “Agri & Food” biedt bovendien potentieel. Ook de energietransitie stelt beide landen voor uitdagingen. Zonder innovatie zijn de klimaatdoelen eenvoudigweg niet haalbaar. En de automobielindustrie staat voor een gigantische transformatie. Hier liggen de kansen voor samenwerking voor het oprapen. Maar er gebeurt natuurlijk al veel.
Zoals bijvoorbeeld?
Neem ASML, de Europese nummer 1 op dit moment. Het Nederlandse bedrijf werkt nauw samen met Carl Zeiss AG. “Samen iets nieuws ontwikkelen”, dat moet het motto worden. Fieldlabs, waarin kleine en middelgrote industriebedrijven samen met wetenschappers in een testomgeving aan radicale innovaties werken zijn daarvoor ideaal. Er is bijvoorbeeld een Duits-Nederlands smart-factory-fieldlab in Kaiserslautern. En het project MariGreen ontwikkelt in het Duits-Nederlandse grensgebied duurzame technologieën voor de scheepvaart. Meestal ontstaat er uiteindelijk ook een nieuw exportproduct.
Dat is een doorslaggevend argument voor Nederland.
We hebben maar een kleine binnenlandse markt, maar we zijn al eeuwenlang export-kampioen, omdat we gewend zijn met andere landen samen te werken. Dat zit in onze genen. Als we innovatiekracht hebben, hebben we ook exportkracht.
U zei het net al: Nederland is een leveranciersland, ook voor de Duitse automobielindustrie. Daarmee gaat het momenteel niet zo goed. Hoe hard raakt dat de FME-leden?
Dat voelen ze uiteraard. Een Duitse auto komt voor 25 procent uit Nederland. Tegelijkertijd gebeurt er in Duitsland veel op het gebied van de e-mobiliteit. De overgang zal disruptief zijn, de producten zullen veranderen. Digitalisering is de motor achter economische veranderingen en innovatie. Dat zien veel ondernemingen ook als een mooie kans.
Bent u met het oog op het innovatieklimaat in Nederland tevreden met de randvoorwaarden?
Op dat gebied zijn nog verbeteringen mogelijk. Innovatie heeft ook ruimte nodig. En er zit nu te veel regelgeving op. Ontwikkelingen moeten sneller op de markt kunnen komen, anders gaat de concurrentie ermee vandoor. Snelheid is de nieuwe valuta en de politiek loopt eigenlijk altijd achter de feiten aan. Daarom moeten economie en politiek nauwer samenwerken.
“Als Duitsland en Nederland gemeenschappelijk gaan innoveren hebben we goud in handen”
– Ineke Dezentjé Hamming-Bluemink
Helpt uw politieke achtergrond als het gaat om het op de agenda zetten van deze belangrijke aandachtspunten?
Jazeker. Ik heb uiteraard een uitgebreid netwerk in Den Haag en Brussel.
Wat betreft digitalisering nog een laatste aspect: digitalisering zal een enorme verandering teweegbrengen op het gebied van werk. Mensen moeten daarop voorbereid worden. Ziet u hier voor FME een maatschappelijke opdracht?
We hebben een enquête laten uitvoeren en ik kon mijn ogen bijna niet geloven: 83 procent van de medewerkers in onze sector ziet digitalisering als een kans. 91 procent geeft echter ook aan dat ze zelf iets moeten doen om aan de bal te blijven. Op het gebied van opleiding en scholing moet er dus iets gebeuren. Niemand mag bij deze ontwikkelingen gemarginaliseerd worden. Dat is voor mij persoonlijk een heel belangrijk punt.
Dat is geen eenvoudige opgave als je kijkt naar het tekort aan vakspecialisten waar we nu al mee kampen.
Dat tekort veroorzaakt nu al een rem op de groei. Maar die groei hebben we wel nodig om het huidige welvaartsniveau in Duitsland en Nederland in stand te houden.
Waar gaat het mis?
De technologie verandert razendsnel. Dat leidt tot scheefgroei. De allerkleinsten zitten al met een iPad in de box, terwijl het werkende deel van de bevolking deze ontwikkeling niet kan bijbenen. Er moet omgeschoold en opgeleid worden. Een leven lang ontwikkelen is voor volwassenen zo belangrijk. Bovendien moeten de curricula op de beroepsopleidingen zodanig aangepast worden dat iemand na het halen van zijn diploma meteen aan het werk kan. Ook hier kunnen Duitsland en Nederland gemeenschappelijk in Europa optreden en regelingen eisen om mensen te reskillen. We hebben goed opgeleid personeel nodig voor onze innovatiekracht en om concurrerend te bliven.
U wilt ook meer vrouwen voor de techsector winnen.
Voor nu geldt: all hands on deck. Ik wil overbrengen hoe fantastisch deze sector is. Oplossingen vinden voor grote maatschappelijke vraagstukken! Met dat argument wil ik ook vrouwen overtuigen.
Doet de politiek op dit gebied genoeg?
Nee, vooral als je kijkt naar het onderwijs. Tien van de tien kinderen moet al op de basisschool met techniek in aanraking komen. En dan bedoel ik niet zagen en timmeren, maar coderen en leren wat algoritmes zijn. Zo krijgen we ook de meisjes mee.
Vertelt u eens, hoe digitaal bent u eigenlijk?
Ik ben compleet techsavy, een early adopter. Noem maar een gadget – ik heb het. Mijn smartphone staat altijd aan en ik heb voor alles een app, zelfs voor mijn boodschappen. Ik heb een enorme verbeterdrift. Nieuwe technieken helpen me daarbij.
Wilt u meer interessante interviews, commentaren, reportages en portretten van het Duits-Nederlandse bedrijfsleven op uw deurmat? Bestel dan ons tweetalig zakenblad MARKT. Klik hier om u in te schrijven.
Tekst: Ruth van Doornik. Foto’s: Verse Beeldwaren.