“Samen krijgen we Covid-19 onder controle”
De Duitse arts en microbioloog Alex W. Friedrich is een van de meest vooraanstaande deskundigen op het gebied van infectieziekten in Nederland. Hij maakt deel uit van het outbreak management team van de Nederlandse regering in de omgang met de COVID-19 pandemie. Prof. dr. Friedrich, bekroond met de Robert-Koch prijs, kwam in het nieuws vanwege zijn kritiek op het aarzelende testbeleid in Nederland. In gesprek met de DNHK legt het hoofd van de afdeling Medische Microbiologie en Infectiepreventie van het UMCG uit, waarom het zinvol is dat verschillende landen voor uiteenlopende corona-exitstrategieën kiezen, waarom we niet alle hoop op een vaccin moeten vestigen en hoe het virus onze maatschappij zal gaan vormen.
Interview: Ruth van Doornik Foto’s: UMCG
Prof. dr. Alex W. Friedrich, u bent zelf besmet geweest met het COVID-19 virus. Hoe gaat het nu met u?
Ondertussen weer goed. Maar ik ben twee weken behoorlijk ziek geweest en het heeft drie weken geduurd voordat ik weer helemaal in orde was.
Het nieuws, kranten, talkshows. U en uw collega’s zijn momenteel veel gevraagd. Hoe beleeft u de mediastorm?
We worden veel gevraagd voor interviews en ik ben natuurlijk blij als de stem van de wetenschap wordt gehoord. Bij het begin van de pandemie vond ik dat er in Nederland veel te weinig werd getest en dat ik mijn stem moest laten horen. Uiteraard ligt de verantwoordelijkheid voor het beleid bij onze democratisch gekozen politici.
Maar als lid van het Nederlandse Outbreak Management Team bent u wel bij de afwegingsprocessen betrokken.
Dat klopt. Sinds kort maak ik deel uit van dit orgaan. Daar moet wel bij worden gezegd dat we momenteel niet meer te maken hebben met een ‘outbreak’. We moeten ons daarom afvragen of er niet langzamerhand een impact-managementteam moet komen, dat veel breder is opgezet. Met psychologen, gedragswetenschappers, macro-economen, antropologen, communicatiewetenschappers en vooral met mensen uit de praktijk. Want het gaat al lang om de vraag, hoe we de samenleving nieuw kunnen vormen totdat er een behandeling of vaccin tegen het virus is gevonden. Daarvoor zijn creatieve oplossingen gewenst.
Aan welke oplossingen denkt u dan bijvoorbeeld?
Hoe kunnen we per regio gespreid op vakantie gaan, of hoe kunnen we het openbaar vervoer anders organiseren? Tot nu toe zijn bus, trein of tram de hubs: vijftig mensen, die de bus nemen. Waarom kunnen we geen gedecentraliseerd streekvervoer ontwikkelen? Honderd mensen die carpoolen zijn een kleiner besmettingsrisico dan honderd mensen in een treincoupé. Er zijn logistieke- en IT-bedrijven die hier al ervaring mee hebben – die moeten we allemaal aan tafel krijgen. Er zijn waanzinnig goede ideeën, maar ze moeten gehoord worden.
Regeringen moeten een balans vinden tussen bescherming van de bevolking en herstart van de economie. Als het gaat om versoepeling van de coronamaatregelen hebben Duitsland en Nederland verschillende beslissingen genomen. Hoe kijkt u daar tegenaan?
Er is geen goed of fout. Duitsland is in een andere fase van de epidemie in lockdown gegaan en is natuurlijk veel groter dan Nederland. Zelfs binnen Duitsland verkeert de epidemie niet in alle deelstaten in dezelfde fase. Dat is van specifiek belang voor de versoepeling van de lockdowns. Daarnaast zijn er nog andere overwegingen. Als oudere kinderen hier in Nederland naar school gaan, moeten ze vaak met bus, metro of tram. Basisschoolleerlingen gaan vaak dichter bij huis naar school en kunnen meestal met de fiets. Natuurlijk is het nuttig om bij gebruik van het openbaar vervoer of streekvervoer een mondkapje te dragen. Hebben kinderen een lager infectierisico, of verspreiden ze het virus minder vaak? We weten het nog niet. Het blijft aftasten en leren van verschillende studies en manieren van aanpak. Dat is ook de manier waarop de discussie op Europees niveau gevoerd moet worden.
Bent u om die reden geen voorstander van een uniforme strategie in de strijd tegen de pandemie?
Ik ben wel voorstander van een uniforme basisaanpak, maar niet om overal precies dezelfde beschermingsmaatregelen te nemen of te versoepelen. Zo’n handelwijze zou geen rekening houden met de werkelijkheid. Want het virus heeft niet in ieder Europees land dezelfde verspreidingen en de epidemie bevindt zich niet overal in dezelfde fase. Daarom moeten ook de maatregelen op de situatie aangepast worden. Niet alleen voor de individuele landen, maar ook voor deelstaten of provincies. Strenge regels kunnen de juiste strategie zijn voor zwaar getroffen regio’s, maar zijn op andere plaatsen volledig overdreven.
U bent Duits, hebt een Griekse moeder, bent met een Italiaanse getrouwd, onder andere in Portugal geneeskunde gestudeerd en u woont in Nederland. Hoe beïnvloeden cultuurverschillen de omgang met deze crisis?
Als het erop aankomt, wordt er in al deze landen niets geriskeerd. Maar soms heb je te maken met een grijs gebied. Op zo‘n moment heeft Duitsland gezegd: we gaan voor zekerheid, vooral als het gaat om het vinden van contacten van geïnfecteerden. Nederland heeft dat in beperkte mate gedaan. Landen gaan verschillend om met onzekerheden en er zijn wetenschappelijke studies die de omgang met onzekerheid in verschillende culturen aantonen. Zwitserland, Oostenrijk en Duitsland zijn hierin vergelijkbaar, maar in het zuiden van Duitsland zien ze het weer anders dan in het noorden. En daardoor krijg je verschillende reacties in een crisis. Dat verschijnsel is ook bekend als het gaat om het gebruik van antibiotica. Er zijn zeker culturele en mentaliteitsverschillen – maar in vergelijking met India of China handelt Europa relatief uniform. Uiteindelijk moet je kijken wat wetenschappelijk gefundeerd en wat maatschappelijk haalbaar is. In dit spanningsveld moet de politiek keuzes bepalen.
Bij het door u geleide en door de DNHK ondersteunde project ‘health-i-care’, strijden wetenschap en bedrijfsleven samen tegen antibioticaresistentie. Ook in deze crisis zijn innovatieve samenwerkingsverbanden gewenst. Ziet u op dat gebied positieve ontwikkelingen?
De grens ligt vaak niet tussen landen, maar tussen wetenschap en economie. Meer samenwerking is hier gewenst. Neem voorbeeld het onderwerp mondbescherming. Waarom moet dit per se een klassiek mondkapje zijn? Een gezichtsmasker of mondbescherming van transparant materiaal zou net zo goed kunnen functioneren. Ik vind het vreselijk om alleen de ogen te kunnen zien: dat schept afstand, je ziet geen glimlach meer en communicatie gaat moeizaam. De wetenschap moet hier aangeven welke bescherming tegen het virus belangrijk is en de industrie moet met de beste oplossingen komen.
Mensen vechten voor hun leven, ondernemers maken zich zorgen om het voortbestaan van hun bedrijf. Waarop vestigt u uw hoop? De corona-app, een vaccin?
Beide opties afzonderlijk zullen niet voldoen. Apps zijn een goed idee, maar ik bang dat deze techniek juist bij ouderen niet werkt. Er komt hoe dan ook een vaccin en daar ben ik natuurlijk blij mee. We weten echter niet wanneer het zover is, hoe lang de immuniteit dan standhoudt en of het vaccin, net als de gewone griep, ieder jaar zal moeten worden aangepast. Bovendien zullen er tekorten ontstaan, omdat niet iedereen tegelijk kan worden gevaccineerd. Het is belangrijk dat de zorginstanties en ziekenhuizen de noodzakelijke capaciteit krijgen om snel te kunnen reageren als er weer infecties opduiken. Dat betekent heel gericht veel testen. Contactpersonen identificeren, zodat het bij kleine infectiehaarden blijft en niet weer tot een epidemie leidt, maar de pandemie kan worden gestopt. Daarnaast zullen er medicijnen op de markt komen, eerst bekende middelen die een ernstig ziekteverloop tegengaan. Er bestaat geen wondermiddel, maar met een combinatie gaat het ons lukken om van COVID-19 een beheersbare infectieziekte te maken.
Wat kan de gezondheidszorg doen en wat kunnen we zelf doen om van de huidige situatie te leren?
We hebben er een nieuwe ziekte bij, die ook nog besmettelijk is. Dat betekent dat de gezondheidszorg opnieuw in evenwicht gebracht moet worden. COVID vervangt geen bestaande ziekte, maar komt erbij. Dat heeft invloed op beddencapaciteit, personeelsbezetting en de gehele infectiepreventie binnen de gezondheidszorg. Maar ook ons gedrag zal veranderen. Hygiëne wordt weer veel belangrijker. We waren vroeger misschien verbaasd waarom onze grootouders zo streng waren wat betreft handenwassen – dat heeft te maken met levenservaring – zij hadden al een of twee pandemieën meegemaakt. Deze ervaring zullen wij nu ook aan de komende generatie meegeven. We hebben gemerkt hoe kwetsbaar we zijn als individuen en als maatschappij, en dat het verplaatsen van goederen en mensen over de hele wereld risico’s met zich meebrengt. Daar moeten we kennis en structuren tegenover stellen.
Vanwege de veel snellere verspreiding van infectieziektes?
Precies. We zijn ongelofelijk mobiel en wereldwijd verbonden. Het virus gebruikt dit netwerk. De griepepidemieën uit de jaren 60 en 70 deden er meerdere maanden over voordat ze Europa bereikten. Nu gebeurde dat binnen een maand. We moeten een beschermingsnetwerk opbouwen dat onze burgers, maatschappij en economie beschermt. En dat betekent de facto, dat de nationale en internationale bestrijding van infecties en infectieziektes topprioriteit moet krijgen – dat is systeemrelevant.
Terug naar het normale dagelijkse leven, wanneer is dat volgens u mogelijk?
Dat is een lastige vraag, ik kan alleen de komende drie weken overzien. Door de genomen maatregelen wordt het nu rustiger. Het helpt natuurlijk dat er ‘s zomers sowieso minder van deze infecties optreden en de besmettingsgraad dan zo‘n twintig procent lager ligt. Maar op het zuidelijk halfrond, waar het nu winter wordt, zullen de COVID-19-gevallen in deze tijd toenemen. We kunnen alleen maar hopen dat het virus niet te snel muteert. Want anders dreigt het gevaar dat het in onze winter terugkomt en dan niet met één, maar misschien zelfs met meerdere varianten. Die kunnen natuurlijk ook minder gevaarlijk zijn en ons beschermen voor COVID-19. Dat weten we allemaal nog niet. In ieder geval hebben we nu een paar maanden om ons goed voor te bereiden.
Dat klinkt maar beperkt overtuigend
We kunnen best leven in een wereld met infectieziektes, die waren er namelijk altijd al. Al sinds eeuwen strijden we tegen pest, pokken en cholera. Maar ondertussen waren we vergeten dat het in toom houden van infectieziektes de belangrijkste basis is voor de bescherming van onze samenleving. Dit nieuwe bewustzijn in maatschappij en economie gaat ons helpen om COVID-19 te bestrijden en terug te dringen. Daartoe zijn we in staat, we hebben er veel ervaring mee en waren uiteindelijk altijd succesvol – vooral in Europa.