Samen door de energietransitie
Twee landen, één uitdaging: Nederland moet van het gas af, Duitsland van de kolen. Een goede gelegenheid om de energievoorziening van de toekomst grensoverschrijdend aan te pakken. Op die manier kunnen beide landen als voorbeeld dienen voor een gemeenschappelijke Europese energiemarkt.
Even over de grens bij Venlo ligt het plaatsje Grevenbroich. Deze kleine Duitse stad in de stedendriehoek Düsseldorf-Keulen-Mönchengladbach speelt een centrale rol in het Duitse energiebeleid – niet alleen in Noordrijn-Westfalen maar in de hele bondsrepubliek. Want bruinkool was tot vorig jaar nog de op een na belangrijkste elektriciteitsbron in Duitsland en rondom Grevenbroich liggen enkele van de grootste bruinkolenmijnen en elektriciteitscentrales van Europa.
Maar dat gaat veranderen. De kolencentrales zijn goed voor dertien procent van de Duitse CO2-uitstoot. De Duitse regering wil daarom stapsgewijs het aantal kolencentrales afbouwen. Voor 2022 moeten zeven van de vijftien bruinkoolcentrales in Noordrijn-Westfalen worden gesloten, in 2030 nog eens vijf en in 2038 moet de kolengestookte elektriciteitsproductie in Duitsland verleden tijd zijn.
Een mammoetproject dat Grevenbroich zal veranderen. “Het kost veel banen, maar het biedt ook kansen”, zegt burgemeester Klaus Krützen. Hij doelt daarbij op de infrastructuur, die ook na de energietransitie van belang blijft. Er zijn andere vormen van stroom opwekking, zoals zon en wind, die de rol van het bruinkool kunnen overnemen. En er komt land beschikbaar waar nieuwe industrieën zich in het grensgebied kunnen vestigen.
Veertig kilometer verderop in Nederland worden deze ontwikkelingen op de voet gevolgd. De stroomnetten aan weerszijden van de grens zijn immers aan elkaar verbonden en ook in Nederland staat het energie beleid vanwege het klimaatakkoord op z’n kop.
Zo moet de Nederlandse CO2-uitstoot in 2030 met 49 procent zijn gedaald ten opzichte van 1990. Dat betekent kolen- en gascentrales weg en ruim baan voor wind en zonne-energie. Het doel is zeventig procent groene elektriciteit in 2030, terwijl Nederland in 2019 nog op achttien procent zat.
Vooral bij de stroom uit zonlicht zorgt dat nu al voor een ongelofelijke dynamiek met vorig jaar een groei van veertig procent. Maar ook bij de windenergie zal het groeitempo ongetwijfeld de lucht in gaan, zowel on- als offshore. Peter Schäfer van de Duitse KfW IPEX Bank – een bank die voor honderd procent eigendom is van de staat en een groot financier van duurzaamheidsprojecten – wijst bijvoorbeeld op de zogenoemde repowering-projecten. Bewoners slaan hierbij zelf de handen ineen en vervangen oude windmolens door veel krachtigere nieuwe. “Dat is een ontwikkeling waar Nederland in vooroploopt.”
De Nederlandse overheid beseft net als de Duitse, dat er moet worden gezocht naar nieuwe energiebronnen om fossiele brandstoffen zoals gas te vervangen. De bestaande gasinfrastructuur moet hierbij zoveel mogelijk ingezet blijven worden. De waterstofeconomie biedt daar wellicht uitkomst.
Jules Verne schreef ooit al: “Water is de steenkool van de toekomst”. Een van de Nederlands-Duitse ambities is een systeem waarbij windenergie op zee wordt omgezet in grote hoeveelheden groene waterstof. Dat wordt vervolgens via bestaande gasleidingen van Gasunie vervoerd naar de industrie in het grens gebied van Nederland en NRW.
Dit jaar nog moet een binationale haalbaarheidsstudie, onder de naam ‘Hy3’, duidelijk maken hoe het project kan worden uitgevoerd. Het Nederlandse onderzoeksinstituut TNO kijkt bij het project naar transport en opslag van waterstof en de marktvooruitzichten. In Duitsland onderzoeken de wetenschappers van Jülich IEK-3 het gebruik in de industrie, terwijl de Deutsche Energieagentur (DENA) de productie uit wind op zee onderzoekt.
Hoe lang het vooronderzoek precies gaat duren en de eerste waterstof door de gasleidingen stroomt, is nog de vraag. “Technisch gezien kan het best snel gaan”, zegt TNO-projectleider René Peters. “Maar de hele keten voor waterstof moet nog op gang komen.” Een optie zou volgens hem een zogenoemd Power Purchase Agreement kunnen zijn waarbij afnemers en producenten een vaste prijs voor een langere termijn voor waterstof afspreken.
De interesse in zulke projecten is groot. Dat blijkt ook uit een ander waterstofplatform in Duitsland (Get H2) met deelname van bedrijven als Air Liquide, BASF, BP, Evonik, RWE en Siemens – die allen bijna zonder uitzondering actief zijn in Nederland. Peters is ervan overtuigd dat de ontwikkelingen zullen versnellen wanneer je dit soort initiatieven aan elkaar koppelt.
“Naast waterstof zijn er natuurlijk meer aspecten van de energietransitie waar samenwerking mogelijk is”, zegt Katharina Grave van het Duitse ministerie van Economische Zaken (BMWi). Zij wijst onder andere op het ‘pentalaterale energieforum’, dat bestaat uit zeven Europese landen die werken aan een betere integratie van hun stroomnetten. Naast Nederland en Duitsland zitten hier België, Luxemburg, Oostenrijk, Zwitserland en Frankrijk in.
Het BMWi gaat ervan uit dat de energietransitie niet alleen leidt tot een beter klimaat en milieu, maar ook tot meer technologische innovaties en toekomst bestendige banen. Tobias Rothacher van German Trade & Invest is het daar mee eens. Hij ziet hier ook kansen voor het Nederlandse en Duitse bedrijfsleven om de handen ineen te slaan. “Een goed voorbeeld is de overname van het Beierse bedrijf Sonnen door Shell”, zegt Rothacher.
Sonnen is ’s werelds grootste fabrikant van accu’s waarmee stroom opgeslagen kan worden uit de eigen fotovoltaïsche installatie – de zonnepanelen – thuis. Dit is een technologie die ook interessant is voor elektriciteitsnetbeheerders zoals Tennet, zegt Rothacher. In Nederland en Duitsland exploiteert Tennet transportnetwerken voor elektriciteit over lange afstanden. Een van hun grote uitdagingen is om het net stabiel te houden, wat niet zo makkelijk is bij de sterk fluctuerende stroomoutput van duurzame bronnen zoals zon en wind. Samen met Sonnen heeft Tennet in Duitsland het eerste Europese proefproject gelanceerd dat gebruikmaakt van blockchain-technologie om het elektriciteitsnet te stabiliseren met behulp van decentrale huisopslagsystemen.
Een goed voorbeeld van grensoverschrijdende impulsen geven aan dergelijke innovaties, is het binationale initiatief Enerpro. De Nederlandse provincies Flevoland, Gelderland, Limburg en het oosten van Noord-Brabant bevorderen in dit initiatief, samen met Noordrijn-Westfalen, klimaatbeschermende oplossingen voor het mkb. Naast de decentrale opslag van energie houden ze zich bezig met onderwerpen als efficiëntietechnologieën, waterstof en oplossingen voor de integratie van hernieuwbare energieën in de stroomvoorziening. Dergelijke binationale financieringsmethoden moeten worden geïntensiveerd. Vanwege de intensieve handelsbetrekkingen tussen Duitsland en Nederland en hun gemeenschappelijke grens, is voor beide landen een leidende rol weggelegd in de ontwikkeling van een gemeenschappelijke Europese elektriciteitsmarkt.
Tekst: Maurits Kuypers
Foto’s: Adobe, Mike Breeuwer, BMWi